Participeren met draagvlak

Participeren met draagvlak

In 1961 schreef de Duits-Amerikaanse socioloog Herbert Marcuse een essay met de titel: Repressieve tolerantie. Daarin beschreef hij het verschijnsel waarbij verwachtingsvolle burgers aan overlegtafels worden uitgenodigd met het vooropgezette doel om hen na vertrek af te serveren. Marcuse was vooral een cultuurcriticus en wat hij destijds beschreef wordt in de Nederlandse volksmond ‘schijnparticipatie’ genoemd.

Caro Niestijl is een succesvolle participatiebegeleidster. Haar bureau Servicewise was meer dan eens bij prijswinnende projecten betrokken. Vandaag stellen we Caro de vraag of haar werk een praktische tegenhanger voor repressieve tolerantie biedt en zo ja, hoe dat kan en welke rol de menselijke emotie bij geslaagde participatietrajecten speelt. 

Signaleer je schijnparticipatie in het werkveld? 
Nee, echt niet… Architecten, gemeenteambtenaren, maar ook projectontwikkelaars stappen altijd met de beste bedoelingen een participatietraject in. Dat wat Marcuse in zijn essay omschreef raakt me wel. We kunnen er niet omheen dat veel burgers na een participatietraject met het akelige gevoel blijven zitten dat er sprake was van een vooropgezet spel en dat hun wensen daarbij genegeerd werden. Dat kan je niet alleen wijten aan de groeiende eigentijdse argwaan tegen instituties. De cognitie bij burgers dat ‘het allemaal doorgestoken kaart was’, is in mijn beleving vooral het gevolg van de regelmaat waarmee goedbedoelde participatietrajecten mislukken. 

Wat moet er gebeuren om betekenisvolle participatie van de grond te krijgen?
Laten we vooropstellen dat de wereld van de projectontwikkeling in ongekende mate gedomineerd wordt door procedurele eisen en juridische kaders. Iedereen moet en wíl zich daaraan houden. Op het moment dat de wetgever participatie voorschrijft, is het heel invoelbaar dat de reflex ontstaat om dit als een nieuwe reeks verplichtingen te zien. Projectontwikkelaars zien de nieuwe Omgevingswet maar al te vaak als een doel om tot een gewenste projectresultaat te kunnen komen.  

In mijn praktijk is participatie géén doel maar een middel. Ik denk dat het bevrijdend kan werken om in termen van draagvlak te gaan spreken. Of beter: Participeren met draagvlak. Het projectresultaat zou door alle stakeholders met grote tevredenheid gedragen moeten worden. Dat beoogt niet alleen de maatschappelijke deelname waarin de Omgevingswet voorziet, maar voorkomt ook projectstagnaties en onverwachte kosten. Immers: Bij bewoners en omwonenden die vierkant achter de ontwikkeling van een project staan zullen weinig prikkels bestaan om tot een bezwaarprocedures over te gaan. Participatie kan pas betekenisvol worden als er gewerkt word met een methode die de tevredenheid van álle stakeholders nastreeft. 

Zou je kunnen uitleggen hoe zo iets in de praktijk werkt? 
De methode die mijn bureau Servicewise ontwikkelde gaat uit van vier niveaus die bij elk ontwikkeltraject komen kijken. Deze zijn: het inhoudelijke niveau, het systeemniveau, het interactieniveau en het belevingsniveau. 

Het meest zichtbare niveau is natuurlijk het inhoudelijke. Op dit niveau spelen vragen als: ‘Over wat voor een soort gebouw hebben we het?’, ‘Hoe gaat dit gebouw er fysiek uitzien?’ en ‘Wat zijn de technische mogelijkheden en beperkingen?’ Hier zie ik de meest concrete aspecten van de projectontwikkeling in terug. 

De tweede laag betreft het systeemniveau. Daar spelen de processen en procedures zich af. Hier luidt de hoofdvraag: ‘Met welk scala aan procedures krijgen we tijdens dit ontwikkeltraject te maken?’. Voor ontwerpers en projectontwikkelaars wordt dit niveau in extreme mate gedomineerd door juridische- en planologische kaders. Daarom kent het systeemniveau vele beperkingen. Ondanks deze beperkingen ervaar ik tijdens mijn werk de drang om er de participatiemogelijkheden in te ontdekken.  

Het interactieniveau is een minder zichtbare ‘laag’. Deze is essentieel voor een geslaagd participatietraject. Hier gaan we bezig met vragen als: ‘Spreken we de zelfde taal?’ ‘Hoe kunnen we gelijkwaardig communiceren?’ en ‘Is de interactie die we met onze stakeholders aangaan voldoende constructief?’ Op dit niveau onderzoek en verbeter ik de kwaliteit van de communicatie tussen alle stakeholders. 

Een van de meest onderbelichte vragen is tegelijkertijd de meest wezenlijke. Deze vraag luidt: ‘Hoe voelen we ons hierbij?’ Als we onszelf déze vraag stellen, dan bevinden ons op het belevingsniveau. Dat is de laag waar Servicewise uitzonderlijk veel aandacht aan besteedt. Dat doen we omdat de menselijke emotie de enige graadmeter is voor de tevredenheid over de belangenvertegenwoordiging van de stakeholders. 

Vraagt het bewaken van een dergelijk procesontwerp niet om het onmogelijke? Je kan toch moeilijk psycholoog en projectontwikkelaars tegelijkertijd zijn? 
Nee, het vraagt eerder om een scherp observatievermogen van hetgeen zich op al deze vier niveaus afspeelt. Dagelijks houden we de participatiemogelijkheden van al onze projectpartners nauwgezet in de gaten. Dat doen we tijdens élke projectfase op alle vier de niveaus. Daar blinken onze procesontwerpen in uit. We committeren ons daarbij steeds weer aan het doel dat de belangen van alle stakeholders optimaal bewaakt moeten worden. Uiteraard verwachten we dat ook van onze partners. Als je dat goed doet en je hebt daarbij ook oog voor de menselijke beleving, dan kan een participatietraject magisch worden. Dan heb ik het niet over Walt-Disney-taferelen. Vaak hebben we met rauwe emoties te maken.

Kijk, als er een groot gebouw komt te staan op de plek waar je al jaren een fantastisch uitzicht op een weiland had, dan doet dat pijn. De mensen die vervolgens op de eerste bewonersavond ziedend staan te schreeuwen zijn natuurlijk wel het meest betrokken bij de naderende toekomst. Dat kan je niet ontkennen. De kunst zit hem erin om die zelfde betrokkenheid te onderkennen en om uitnodigende gebaren te maken die de kans vergroten dat diezelfde woedende omwonenden je werkvrienden worden. 

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan! 
Ja, dat weet ik. Maar je kan natuurlijk wél zorgvuldig zijn in de stappen die je neemt op weg naar een gelijkwaardige werkrelatie. Eerst zal je de woede moeten onderkennen. Doe je dat niet dan zal er in de harten van de omwonenden nooit ruimte ontstaan voor de verwerking van een mooi stuk verleden dat verdwijnt. Vervolgens laat je zien dat je niet alleen luistert, maar ook bereid bent om je plannen om te buigen tot een gedeelde oplossing. Alleen op die manier kan je de hardnekkige cognitie doorbreken dat ‘het bij aanvang toch allemaal al doorgestoken kaart was’. Als dat denkbeeld eenmaal van tafel is, dan zijn er legio kansen voor een betekenisvolle participatie. 

Zou Herbert Marcuse blij met je zijn? 
Dat weet ik niet. De beste man is al 42 jaar dood. Maar een scherpe geest waar ik me graag aan spiegel had hij wel! 

Aanmelden Lees meer over de masterclass 

permalink

Naar het overzicht

Terug naar boven